Multipel myeloom ofwel de ziekte van Kahler is een vorm van hematologische kanker die groeit in het beenmerg en uitgaat van witte bloedcellen.De Oostenrijkse dokter Kahler heeft de ziekte het eerst beschreven.
Onder de witte bloedcellen, die onder andere een rol spelen in de afweer tegen infecties, bevinden zich ook lymfocyten. De twee belangrijkste typen lymfocyten zijn B-cellen (B-lymfocyten) en T-cellen (T-lymfocyten). Deze lymfocyten rijpen uit in de thymus of in de lymfeklieren. Uit de B-lymfocyten ontwikkelen zich plasmacellen die immunoglobulinen (IG) of antistoffen produceren en zo helpen bij het bestrijden van infecties en ziekten. De normale plasmacel nestelt zich na uitrijping in het beenmerg.
Bij multipel myeloom is sprake van een ongecontroleerde groei van zogenaamde plasmacellen. Plasmacellen zijn witte bloedcellen die verantwoordelijk zijn voor de aanmaak van antilichamen.
Oorzaken
Over de oorzaken van multipel myeloom is vrijwel niets bekend. Wel wordt met enige regelmaat onderzoek uitgevoerd onder werknemers om na te gaan of de ziekte meer voorkomt bij blootstelling aan bepaalde chemische stoffen. In de hier besproken studie werd gekeken naar een relatie met zes gechloreerde koolwaterstoffen.
The relationship between multiple myeloma and occupational exposure to six chlorinated solvents
Laura S Gold et al. 2011
Het gaat om bewijs uit een relatief grote case-control studie waarin 181 cases met multipel myeloom (respons 71%) werden vergeleken met 481 controlepersonen (respons 52%). Van allen werd de blootstelling in kaart gebracht en er werd gekeken naar de blootstelling aan zes gechloreerde koolwaterstoffen, te weten TCA (1,1,1-trichloorethaan), TCE (trichloorethyleen), DCM (methyleenchloride), PCE (perchloorehtyleen), carbon tetrachloride en chloroform.

Via logistische regressie werd gekeken naar het verband tussen MM en de blootstelling, waarbij ook werd gekeken naar de invloed van de blootstellingsduur en de cumulatieve blootstelling.
Het risico op MM was significant verhoogd voor mensen blootgesteld aan TCA (OR (95% BI): 1,8 (1,1–2,9)).
Wanneer mensen ooit blootgesteld waren aan TCE of DCM was het risico ook verhoogd, maar niet statistisch significant. Wanneer de beroepen met een lage betrouwbaarheid werden gezien als niet blootgesteld, werd het verband tussen MM en TCE of DCM wel (net) significant. (TCE: 1,7 (1,0–2,7) en DCM: 2.0 (1,2–3,2)).
Bij TCE was een toenemende blootstellingsduur en een hogere cumulatieve blootstelling significant geassocieerd met een hogere kans op MM. Dat gold ook voor de cumulatieve blootstelling en PCE.