Neuskanker en kanker van de neusbijholten komt weinig voor – in Nederland circa 100 nieuwe gevallen per jaar – maar kan vaak in verband gebracht worden met een blootstelling in het werk. Deze vormen van kanker worden vooral in verband gebracht met houtstof en leerstof, maar recent verscheen een artikel waarin ook wordt gewezen op een verband tussen adenocarcinoom van de neusbijholte en een hoge blootstelling aan styreen.
Een dergelijke hoge blootstelling komt vooral voor bij de productie van glasvezel versterkte kunststofproducten zoals boten, badkamers, windmolen-wieken, pijpen etc. Styreen wordt zowel door IARC als in het National Toxicology Program in de Verenigde Staten aangemerkt als mogelijk carcinogeen voor mensen.
Deense studie
De onderzoekspopulatie bestaat uit 73.092 werknemers die tussen 1964 en 2007 hebben gewerkt in 456 kleine tot middelgrote bedrijven die glasvezel versterkte kunststoffen verwerkten in Denemarken. Via het Deense kankerregister werden in dit cohort alle gevallen van neus- en neusbijholtekanker opgespoord. De styreenblootstelling werd gemodelleerd op basis van 1122 metingen aan de persoon uitgevoerd in 133 bedrijven in de periode 1970-2011. Hierbij werd rekening gehouden met het productieproces, het product, bedrijfsgrootte, de periode van meting etc. en met informatie over de werknemers zoals sekse, werktaken, aantal jaren in het werk etc.
Resultaten
In het cohort met 1.585.772 cumulatieve persoonjaren werden 37 kankers van de neus- en neusbijholten vastgesteld, waaronder negen adenocarcinomen, 15 plaveiselcelcarcinomen en 13 ander histologische subtypes. Voor verdere analyse werden 370 controlepersonen geselecteerd, 10 per geval.
In de categorie met de hoge cumulatieve styreen blootstelling (≥37 mg/m3) was de incidentie van adenocarcinoom 1 op de 100.000. Dit risico is 8 keer hoger dan verwacht (IRR = 8,00, 95% BI 1,00 – 63,97). Voor de andere subtypen werd geen verhoogd risico gevonden.
Een hoge gemiddelde styreen blootstelling, een hoge waarschijnlijkheid van styreenblootstelling en een langere werkhistorie in de styreenproductie leidden alle tot een verdubbeld risico op adenocarcinoom van de neusbijholten. Verder werd een viervoudig verhoogd risico op adenocarcinoom gevonden na blootstelling gedurende de afgelopen 15 jaar (OR = 3,88; 95% BI 0,71 – 21,05) en een verlaagd risico bij blootstelling langer dan 15 jaar geleden.
Discussie
De onderzoekers stellen in hun discussie dat het feit dat de relatie met recente blootstelling groter is dan bij blootstelling langer geleden er op zou kunnen duiden dat styreen eerder een promotor dan een initiator is van adenocarcinoom van de neusbijholte. Dit is anders dan bij houtstof, waar in het algemeen sprake is van een latentietijd van 20 jaar.
Dat alleen meer adenocarcinoom wordt gevonden en het risico voor de andere histologische subtypes niet verhoogd is, kan erop duiden dat juist adenocarcinoom gevoelig is voor de invloed van externe blootstelling.
De studie heeft ook enige beperkingen. Ondanks het enorme aantal persoonsjaren is slechts een beperkt aantal gevallen gevonden. Dit maakt het mogelijk dat sprake is van een toevalsbevinding, hetgeen wordt geïllustreerd door de wijde betrouwbaarheidsintervallen. Ook kan sprake zijn geweest van gecombineerde blootstelling aan styreen en houtstof. Om die reden formuleren de onderzoekers hun conclusie ook dat de uitkomsten van dit onderzoek suggereren dat een hoge blootstelling aan styreen leidt tot een verhoogd risico op het ontwikkelen van een adenocarcinoom van de neusbijholte.