Lawaaislechthorendheid is een van de meest voorkomende beroepsziekten. Blootstelling aan hoge geluidsniveaus is daarvan doorgaans de oorzaak en preventie staat en valt met het voorkomen van blootstelling aan teveel lawaai. Toch is het verbazingwekkend dat niet iedere werknemer die aan dezelfde geluidsniveaus is blootgesteld in dezelfde mate doof wordt. De individuele gevoeligheid varieert, en geleidelijk wordt ontdekt hoe dat komt. Gen-varianten spelen daarbij een rol. Een interessant onderzoeksterrein dat nog niet direct zal leiden tot praktische toepassing.

Vrije radicalen
Wie in de moderne literatuur kijkt, zal zien dat er inmiddels op cellulair en zelfs moleculair niveau wordt gekeken naar lawaaislechthorendheid. Blootstelling aan lawaai veroorzaakt gehoorschade afhankelijk van de intensiteit van het geluid, de geluidsfrequenties en de duur van de blootstelling. Bij blootstelling aan geluid harder dan 80-85 dB(A) gedurende een achturige werkdag kan schade ontstaan aan het epitheel van het binnenoor (cochlea). Het idee is dat geluid in het binnenoor wordt omgezet in energie en dat bij hoge geluidsniveaus vrije radicalen (reactieve zuurstof- en stikstofverbindingen) ontstaan. Wanneer het systeem van antioxidanten niet meer in staat is deze vrije radicalen te neutraliseren, kan weefselschade ontstaan, onder meer in het binnenoor en in de gehoorcellen.
Bij het onschadelijk maken van vrije radicalen in het lichaam zijn tal van enzymen en eiwitten betrokken. Het systeem wordt bestuurd door genen die al dan niet worden afgelezen. Hierdoor hebben genetische en epigenetische verschillen tussen mensen invloed op de effectiviteit van de anti-oxidanten en dat speelt een rol bij de gevoeligheid van het gehoor voor lawaai. Het gaat dus vooral om de genen die coderen voor enzymen die vrije radicalen onschadelijk kunnen maken. Een voorbeeld daarvan zijn de paraoxonasen, enzymen die esters kunnen splitsen. De bijbehorende gen-familie wordt wel aangeduid met PON (PON1, PON2, PON3). Deze genen reguleren de aanmaak van antioxidanten in het lichaam en beschermen zo tegen allerlei schadelijke invloeden.
Polymorfismen
Inmiddels weten we uit onderzoek dat van deze PON-genen verschillende vormen bestaan, zogenaamde gen-varianten of polymorfismen. De specifieke vorm heeft invloed op de activiteit van de genen en daarmee op de aanmaak van relevante eiwitten en enzymen. Uit eerder onderzoek is bekend dat bepaalde gen-varianten van PON2 leiden tot een verhoogde kwetsbaarheid voor lawaai en dus meer lawaaislechthorendheid bij aan hoge geluidsniveaus blootstaande werknemers (Li et al, 2013; Fortunato et al. 2004).
Momenteel is ook gekeken naar gen-varianten van PON3 in relatie tot lawaaislechthorendheid. Chinese onderzoekers (Zhou et al. 2020) publiceerden recent een studie naar polymorfismen en activiteit van dit gen op het ontstaan van lawaaislechthorendheid na langdurige blootstelling aan lawaai. Het gaat om een case-controle onderzoek onder industriële werknemers in Shenzhen in China met 150 werknemers met nieuw gediagnosticeerde beroepsmatige lawaaislechthorendheid en 150 controlepersonen zonder gehoorschade, gematcht op leeftijd, geslacht en blootstelling. Andere mogelijke oorzaken van slechthorendheid werden uitgesloten.
Onderzoeksgroep en varianten met meer risico
Bij de 150 werknemers (94% mannen) met lawaaislechthorendheid ging het bij 139 (92,67%) om milde afwijkingen en bij de andere elf om matige lawaaislechthorendheid. Hun gemiddelde leeftijd was 44,37±7,55 jaar (spreiding 23 – 61 jaar). De mediane blootstelling aan lawaai was 11,42 (7,75) jaar met een gemiddelde intensiteit van 93,11±5,.99 dB(A) (spreiding 85 tot 113 dB(A))
Bij deze mensen werd tussen oktober 2017 en oktober 2019 gekeken naar PON3 single nucleotide polymorfisme (SNP’s) en naar plasma activiteit van PON3 enzymen, waarbij twee genotypes voor PON3 SNP’s zijn gevonden. Tot een groter risico op lawaaislechthorendheid leiden:
- Het hebben van genotype CT en allel C: Odd’s ratio (OR) = 2,12 (95% betrouwbaarheidsinterval [BI]: 1,18–3,84) voor SNP rs11767787 OR = 1,68 (95% BI: 1,06–2,66)
- Het hebben van genotype AG en allel A met OR = 2,09 (95% BI: 1,25–3,47) en voor SNP rs13226149 OR = 1,87 (95% BI: 1,19–2,93);
- Het hebben van genotype CT en allel T met OR = 2,59 (95% BI: 1,44–4,67) en voor SNP rs17882539 OR = 1,95 (95% BI: 1,22–3,14).
- Verder blijkt een hoge plasmaspiegel van PON3 (> 1504 U/L) te beschermen tegen lawaaislechthorendheid, na correctie voor verstorende factoren met een OR = 0,27 (95% BI: 0,13–0,54).
Conclusie
De conclusie van de onderzoekers is dat bij werknemers met de PON3 polymorfismen (gen-varianten) rs11767787, rs13226149 en rs17882539 het risico op het ontwikkelen van lawaaislechthorendheid groter is dan bij andere varianten. De genoemde PON3 polymorfismen gaan ook samen met een duidelijk lagere plasmaconcentratie van PON3. Dat past bij de bevinding dat een hogere PON3 concentratie in het plasma beschermt tegen lawaaislechthorendheid. Deze plasmaconcentratie kan wellicht ook gebruikt worden als biomarker voor het risico op lawaaidoofheid.
Bronnen
Zhou H, Zhou J, Li H, Hui C, Bi J (2020) Paraoxonase 3 gene polymorphisms are associated with occupational noise-induced deafness: A matched case-control study from China. PLoS ONE 15(10): e0240615. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0240615
Li XT, Li X, Hu FF, Shen HX, Cao JL, Zhong L, et al. Association between Paraoxonase 2 Gene Polymorphisms and Noise-induced Hearing Loss in the Chinese Population. J Occup Health. 2013;55(2):56–65. WOS:000323467300002 pmid:23327886
Fortunato G, Marciano E, Zarrilli F, Mazzaccara C, Intrieri M, Calcagno G, et al. Paraoxonase and superoxide dismutase gene polymorphisms and noise-induced hearing loss. Clin Chem. 2004;50(11):2012–2018. pmid:15345661