Slokdarmkanker

Slokdarmkanker is kanker van de slokdarm. Een ander woord voor slokdarmkanker is slokdarmcarcinoom of oesofaguscarcinoom. Er zijn verschillende typen kanker van de slokdarm. De meest voorkomende vormen van slokdarmkanker zijn:

  • plaveiselcelcarcinoom van de slokdarm (PCC): ontstaat in de plaveiselcellen ofwel het slijmvlies aan de binnenzijde van de slokdarm, meestal in het bovenste en middelste deel van de slokdarm.
  • adenocarcinoom van de slokdarm (AC): ontstaat vrijwel altijd in het onderste gedeelte van de slokdarm. De meeste adenocarcinomen ontstaan uit een zogenaamde Barrett-slokdarm. Door een langdurige slokdarmontsteking kan het weefsel van de slokdarm veranderen. Het normale slijmvlies van de slokdarm wordt dan vervangen door Barrett-slijmvlies

Klachten of symptomen die kunnen wijzen op slokdarmkanker

  • Slikklachten: het gevoel dat er ongeveer ter hoogte van de keel bij het slikken een prop in de weg zit. In het begin met vast voedsel, vooral vezelige en harde voedingsmiddelen. Later kan ook vloeibaar voedsel problemen geven.
  • Passageklachten: het gevoel dat het voedsel niet wil zakken en blijft steken achter het borstbeen. Ook hiervoor geldt meestal dat deze klachten optreden bij vast voedsel, later ook bij vloeibaar voedsel.
  • Andere klachten tijdens en na het eten zoals hoesten, voedsel en/of zure maaginhoud dat weer omhoog komt of een hinderlijke hik.
  • Minder eetlust en gewichtsverlies.
  • Een pijnlijk of vol gevoel achter uw borstbeen of tussen de schouderbladen.
  • Vermoeidheid en duizeligheid door bloedarmoede. Deze bloedarmoede ontstaat door langdurig bloedverlies uit het beschadigde slijmvlies van de slokdarm.
  • Dit wijst op een vergevorderde tumor en duidt op doorgroei buiten de slokdarm, in bijvoorbeeld de stembandzenuw.
  • Opgeven van bloed: meestal bij patiënten met bloedverdunnende middelen (bloedverdunners), en bij patiënten ouder dan 50 jaar.

De oorzaken van slokdarmkanker

Oesophagus kanker of slokdarmkanker is de 8e meest voorkomende kanker en de 6e oorzaak van sterfte door kanker wereldwijd. Plaveiselcelkanker van de slokdarm komt het meeste voor, maar het adenocarcinoom van de slokdarm komt sinds 1970 steeds vaker voor. Beide vormen hebben verschillende etiologische factoren. In de meeste landen komt slokdarmkanker vaker voor bij mannen dan bij vrouwen (2-3 maal). Wereldwijd licht de incidentie op 15 per 10000, maar in bepaalde delen van China en Iran is dat veel hoger.

Predisponerende factoren

Erfelijkheid is zelden een oorzaak van slokdarmkanker. Er wordt steeds meer onderzoek naar gedaan, maar dat levert nog weinig bewijs op. Wel zijn er aanwijzingen dat familiaire factoren een rol spelen.

GAS/hiatus hernia: omhoogkomen van maagzuur en eventueel gal in de slokdarm is een van de belangrijkste risicofactoren voor AC en verhoogt het risico circa 5 keer. Een hiatus hernia verhoogt het risico circa 2-6 keer, waarschijnlijk door de toegenomen reflux van maagzuur.

Overgewicht: er veel bewijs voor een relatie tussen overgewicht en AC. teveel vetweefsel in de buik. Dit vergroot de kans op een niet goed sluitende maagklep, waardoor oprispend maagzuur in de slokdarm terecht komt.

Achalasie is een bewegingsstoornis van de slokdarm veroorzaakt door een verminderde zenuwvoorziening in het onderste deel van de slokdarm. Dit remt de bewegingen van de spieren in de slokdarmwand met als gevolg dat het sluitspiertje tussen de slokdarm en de maag niet goed kan ontspannen. Voedsel kan niet goed door de slokdarm heen en hoopt zich op boven het sluitspiertje. Hierdoor zet de onderkant van de slokdarm uit.  Het is een vrij zeldzame aandoening die meestal ontstaat tussen het 20ste en 40ste levensjaar. Bij achalasie is de kans op slokdarmkanker circa tien keer verhoogd.

Een andere aandoening die het risico vergroot is een zogenaamde Barret’s slokdarm. Bij deze slokdarm is de normale bekledende slijmvlieslaag aan de binnenzijde veranderd in klierweefsel. De afwijking is genoemd naar Norman Barrett, een Engelse arts die de aandoening voor het eerst heeft beschreven. Een gezonde slokdarm is bedekt met een wit, parelmoerkleurig slijmvlies: het zogenaamde plaveiselepitheel. Bij een Barrett-slokdarm is het onderste deel van dit witte slijmvlies vervangen door een roze, zalmkleurige bekleding. Het is daardoor net alsof het slijmvlies van de maag in de slokdarm omhoog is gegroeid. Ongeveer 1-2% van de Nederlandse bevolking heeft een Barrett-slokdarm.

Atrofie van het maagslijmvlies wordt in enkele studies in verband gebracht met PCC, maar het bewijs is niet eenduidig. Voor een verband met AC bestaan geen aanwijzingen.

Roken: sterker geassocieerd met plaveiselcelcarcinoom: 3–7 keer verhoogd risico dan met adenocarcinoom : 2 keer verhoogd risico

Alcoholgebruik: Excessief alcohol gebruik (>3 /dag) is een sterke risicofactor voor PCC (3-5 keer verhoogd risico. Er is weinig bewijs voor een relatie met adenocarcinoom

Een effect van het drinken van hete dranken of eten van hete gerechten is vaak onderzocht, maar de resultaten zijn niet eenduidig. Hetzelfde geldt voor het eten van ingemaakte groenten.

Te weinig groenten en fruit eten verhoogt het risico op slokdarmkanker enigszins. Elke 50 gram groenten en fruit verlaagt het risico met circa 20%.

Werkgerelateerde factoren

Beroepen met een verhoogd risico op slokdarmkanker

Jansson et al. 2015 gebruikte gegevens uit de Nordic Occupational Cancer Study om te kijken naar de relatie tussen slokdarmkanker en beroepen. Daarbij werd onderscheid gemaakt tussen adenocarcinomen (AC) en plaveiselcelcarcinomen (PCC). In de studie zijn gegevens bekeken van 12,9 miljoen mensen van 30-64 jaar uit Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden tussen 1960 en 1990. Er werden in het onderzoek 54 beroepscategorieën onderscheiden. In deze groep warden 4.722 AC’s and 14.496 PCC’s gevonden.

Bij mannen werden verhoogde risico’s gevonden bij

  • Kelners/obers: AC SIR = 2,58, 95% BI 1,41-4,32 en PCC SIR = 3,22, 95% BI 2,30-4,38
  • Koks en stewards: AC SIR = 1,72, 95% BI 1,04-2,69 en PCC SIR = 2,53, 95% BI 1,94-3,25
  • Zeelui: AC SIR = 1,52, 95% BI 1,16-1,95 en PCC SIR 1,77, 95% BI 1,53-2,05)
  • Medewerkers voedselbereiding AC SIR = 1,51, 95% BI 1,18-1,90 en PCC SIR 1,21, 95% BI 1,03-1,42
  • Bouwvakkers AC SIR = 1,24, 95% BI 1,04-1,48 en PCC SIR 1,39, 95% BI 1,25-1,54
  • Chauffeurs AC SIR = 1,16, 95% BI 1,01-1,33 en PCC SIR 1,23, 95% BI 1,13-1,34

Een verlaagd risico werd gevonden voor technici, artsen, leraren, kerkelijke beroepen en tuinlui

Bij vrouwen werden verhoogde risico’s gevonden bij medewerkers voedselbereiding en serveersters Verlaagde risico’s bij leraren, verpleegkundigen en verzorgenden.

Tsai et al. 2015 vond een verhoogd risico bij brandweerlieden voor onder andere slokdarmkanker met een OR van 1.6; 95%BI 1,2-2,1)

Chemische blootstelling en slokdarmkanker

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK’s): beperkt bewijs voor relatie met slokdarmkanker

Nitrietverbindingen (N-nitroso verbindingen): Het eten van bewerkt vlees dat veel nitrietverbindingen bevat leidt tot een hoger risico op AC, maar sterk bewijs voor een relatie met specifieke nitroso-verbindingen is er momenteel niet.

Aceetaldehyde zou de gemeenschappelijke factor kunnen zijn waardoor alcoholgebruik, slechte mondhygiëne en atrofie van de maagwand verband houden met AC. Wellicht spelen genetische variaties daarbij een belangrijke rol.

Fumonisinen zijn mycotoxinen (B1, B2, B3, B4) die geproduceerd worden door de schimmelfamilie fusarium en deze worden in een aantal studies gekoppeld aan een verhoogd risico voor AC.

Asbest
Li et al. 2016 voerden een meta-analyse uit met 20 cohort studies over slokdarmkanker en asbestblootstelling. Dat leverde een werkgerelateerde SMR op van 1,24, (95% BI: 1,13-1,38, P < 0.001). Factoren die significant bijdragen tot deze hogere SMR zijn man zijn, blootstelling aan chrysotiel of gemengde asbest, werken in de textiel industrie, langdurige studies met follow-up ≥20 jaar, grote cohorten in Azië, Europa en Amerika (>500), en een hoge blootstelling.

Boulanger et al. 2015 vond in een cohort van 2024 deelnemers die in het werk waren blootgesteld aan asbest een verhoogd risico op slokdarmkanker gevonden met een SIR van 1,67 (95% BI 1,08 – 2,47)

Wu et al. 2015 voerden een case-control onderzoek uit onder 4.427 werknemers die in het verleden betrokken waren bij het slopen van schepen en 22.135 controlepersonen in Taiwan. De asbestblootstelling werd in kaart gebracht. In de 109.932 follow-up jaren overleden 940 mensen en werd 436 keer kanker vastgesteld bij de werknemers betrokken bij het slopen van schepen tussen 1985 en 2008. In de hoog aan asbest blootgestelde groep werd een verhoogd totaal risico op kanker gevonden met een adjusted hazard ratio (aHR) van 1,71; 95% BI: 1,42-2,05). Verder was het risico op slokdarmkanker verhoogd met een aHR van 2,31; 95% BI: 1,00-5,41) en verder van leverkanker, longkanker en luchtwegkanker en mesothelioom.

Straling
Wang et al. 2015 deed onderzoek bij radiologische werkers in de gezondheidszorg naar eventueel verhoogde risico’s op borst- en slokdarmkanker. Over de periode 1950-2011 werden de 34 borstkankergevallen en 45 slokdarmkankergevallen gematcht met controlepersonen zonder kanker in een verhouding 1:2. Hierbij bleek beroepsmatige blootstelling aan straling gerelateerd aan een verhoogd kankerrisico voor zowel borstkanker (adjusted OR=2,90, 95% BI: 1,19-7,04) als slokdarmkanker (adjusted OR=4,19, 95% BI: 1,87-9,38) en een adjusted OR=3,43, 95% BI: 1,92-6,12 voor alle vormen van kanker.

Bronnen

Kanker.nl over slokdarmkanker

Kamangar, F., Chow, W.-H., Abnet, C., & Dawsey, S. (2009). Environmental Causes of Esophageal Cancer. Gastroenterology Clinics of North America, 38(1), 27–vii. http://doi.org/10.1016/j.gtc.2009.01.004

Jansson C, Oh J, Martinsen JI, Lagergren J, Plato N, Kjaerheim K, Pukkala E, Sparén P, Tryggvadottir L, Weiderpass E Occupation and risk of oesophageal adenocarcinoma and squamous-cell carcinoma: The Nordic Occupational Cancer Study. Int J Cancer. 2015 Aug 1;137(3):590-7. doi: 10.1002/ijc.29409. Epub 2015 Jan 13.

Tsai RJ1, Luckhaupt SE1, Schumacher P1, Cress RD2,3, Deapen DM, Calvert GM1. Risk of cancer among firefighters in California, 1988-2007 Am J Ind Med. 2015 Jul;58(7):715-29. doi: 10.1002/ajim.22466. Epub 2015 May 6.

Li B, Tang SP, Wang KZ. Esophagus cancer and occupational exposure to asbestos: results from a meta-analysis of epidemiology studies. Dis Esophagus. 2016 Jul;29(5):421-8. doi: 10.1111/dote.12341. Epub 2015 Mar 10.

Boulanger M, Morlais F, Bouvier V, Galateau-Salle F, Guittet L, Marquignon MF, Paris C, Raffaelli C, Launoy G, Clin B, Digestive cancers and occupational asbestos exposure: incidence study in a cohort of asbestos plant workers, Occup Environ Med. 2015 Nov;72(11):792-7. doi: 10.1136/oemed-2015-102871. Epub 2015 Aug 24.

Wu WT1, Lin YJ2, Li CY3, Tsai PJ4, Yang CY5, Liou SH1, Wu TN6. Cancer Attributable to Asbestos Exposure in Shipbreaking Workers: A Matched-Cohort Study. PLoS One. 2015 Jul 20;10(7):e0133128. doi: 10.1371/journal.pone.0133128. eCollection 2015.

Wang FR1, Fang QQ, Tang WM, Xu XS, Mahapatra T, Mahapatra S, Liu YF, Yu NL, Sun QF. Nested Case-control Study of Occupational Radiation Exposure and Breast and Esophagus Cancer Risk among Medical Diagnostic X Ray Workers in Jiangsu of China. Asian Pac J Cancer Prev. 2015;16(11):4699-704.