Werken als politicus kan gezondheid bedreigen

In de afgelopen jaar zijn in Nederland nogal wat ministers, staatssecretarissen en Kamerleden geveld door gezondheidsproblemen. Hierdoor moesten ze tijdelijk of definitief hun politieke werk staken. Hoewel hier verschillende soorten gezondheidsklachten voor zijn aangedragen, viel op dat vaak werd verwezen naar de hoge werkdruk in deze functies. Dat roept de vraag op of er eigenlijk onderzoek is gedaan naar de gezondheid van politici en waar die eventueel door bedreigd wordt. Het antwoord is ja, maar nog mondjesmaat en vooral gericht op mentale gezondheid.

Nederlandse politici werken onder meer op het binnenhof
Afbeelding van Wereldbestormers via Pixabay

Mentale gezondheid

In 2017 schreef Ashley Weinberg een opiniërend artikel over de mentale gezondheid van politici. In Groot-Brittannië was een van de mantra’s op het gebied van de volksgezondheid: “No health without mental health”. Ze benadrukt het belang ervan in allerlei situaties, inclusief de werkplek, en richt zich dan op de mentale gezondheid van politici. Mentaal gezonde politici zijn belangrijk om de democratie goed te laten functioneren en het land goed te besturen. Maar wat als de aard van het werk een bedreiging vormt voor de mentale gezondheid. Ze citeert hierover allerlei onderzoek en vraagt zich af of op de huidige manier van werken geen overheidswaarschuwing moet worden geplakt.

Een greep uit recent gepubliceerd onderzoek over de werkgerelateerde gezondheid van politici. In 2019 verscheen bijvoorbeeld een artikel over het verkennend onderzoek naar de mentale gezondheid van Britse parlementariërs door Poulter et al.

Meer mentale gezondheidsproblemen bij Britse parlementariërs

In 2019 voerden Poulter et al. een onderzoek uit naar de mentale gezondheid van parlementsleden in Groot-Brittannië. Zij vroegen alle leden van het Britse House of Commons (650) been vragenlijst invullen over hun gezondheid. Het ging om de General Health Questionnaire – 12, waarmee de prevalentie van algemene mentale aandoeningen kan worden opgespoord. De uitkomsten zijn vergeleken met een studie met dezelfde vragenlijst onder de Engelse algemene bevolking, uitgevoerd door de Health Survey of England (HSE) in 2014. Ook is gekeken in hoeverre parlementsleden op de hoogte waren van de in de organisatie aanwezige mogelijkheden voor hulp bij mentale problemen. Verder is hen gevraagd of ze bereid waren mentale klachten met anderen te bespreken (bijvoorbeeld met de fractieleiding).

Slechts 23% nam uiteindelijk deel aan het onderzoek. Deze deelnemers waren jonger, vaker vrouw en hoger opgeleid dan de groep parlementsleden die niet aan het onderzoek deelnam. Hun antwoorden zijn vergeleken met de uitkomsten van een controle groep (leeftijd, geslacht, opleiding) uit het HSE-onderzoek. Daarbij bleek dat parlementsleden vaker kampen met mentale gezondheidsproblemen dan de controlegroep. De prevalentie van veel voorkomenden mentale problemen was bij parlementsleden 34% (95% betrouwbaarheidsinterval 27-42%) tegenover 17% (95% BI 13-21%) in de gematchte controlegroep met een hoog inkomen. Van de deelnemers was 77% niet op de hoogte van de mogelijke hulp die beschikbaar was binnen de organisatie. Circa de helft (52%) zou de mentale gezondheid niet met anderen bespreken.

De onderzoekers concluderen dat parlementsleden vaker mentale gezondheidsproblemen hebben dan de Engelse algemene bevolking. Zij zijn bovendien slecht op de hoogte van mogelijke hulp en ondersteuning. De antwoorden zijn echter afkomstig van een kleine groep zodat moeilijk te beoordelen is of de uitkomsten representatief zijn.

Politiek leiderschap is een hoogrisico-beroep

Een interessante samenvatting van de literatuur over mentale gezondheidsproblemen bij politieke leiders is recent gegeven door Isohanni (2020). In zijn review in de databases PubMed, Scopus, Web of Science and Ebsco databases (APA PsycArticles, Historical Abstracts, America: History & Life). Hij leest 1066 abstracts en uiteindelijk 55 volledige artikelen en boekdelen, waarvan er 32 in de studie zijn opgenomen. Hij bespreekt uiteindelijk zes studies met meer dan vijf gevallen, relevante gegevens en goede discussie. Daarbij is geen methodologisch goed opgezet onderzoek, maar wel goede gevalsbeschrijvingen en beschrijving van series van gevallen. Deze hebben betrekking op koningen en andere wereldleiders via Britse premiers tot Amerikaanse en Finse presidenten.

Op basis van zijn onderzoek concludeert hij dat belangrijke politieke leiders een hoogrisico- beroep uitoefenen. Dat geldt bij uitstek in oorlogstijd of tijdens een crisis, maar het werk is ook stressvol in de moderne democratische maatschappij. In het verleden leden dictators en autocratische leiders vaak aan paranoia, bipolaire stoornissen, persoonlijkheidsstoornissen of problemen door een oudere leeftijd. Moderne politieke leiders zijn mentaal vaak sterker, maar ook bij hen kunnen door ziekte, te grote stress of een hoge leeftijd mentale problemen ontstaan. Jongere politieke leiders zijn doorgaans gezonder, maar ook bij hen stressgerelateerde ziekten hun tol eisen.

Een hoge leiderschapspositie maakt het vroegtijdig opsporen en aanpakken van mentale gezondheidsproblemen moeilijk. Maar psychische problemen kunnen ook ernstige consequenties hebben zoals vertraging in het nemen van beslissingen of overgaan tot actie. Om dit te voorkomen is het nodig modellen te ontwikkelen waarbij vroegtijdig signaleren en ingrijpen via bedrijfsgeneeskundige principes mogelijk wordt gemaakt.

Regeren onder druk

Bij analyse van het werk van politici blijken er zowel unieke als meer algemene stressoren te bestaan die de gezondheid kunnen beïnvloeden. In 2020 gaven Flinders et al. een overzicht dat als basis zou kunnen dienen voor verder onderzoek. Een deel van de tabel geef ik hier weer.

Belangrijkste stressoren voor politici op drie niveaus

FactorStressorBetekenis
1. Macro-niveau (cultuur) 1.1 Verwachtingen Hoge verwachtingen maar beperkte mogelijkheid en ruimte om iets te veranderen 
1.2 WantrouwenIntense aandacht voor politici met been focus op sensatie en negativiteit, publieke verantwoordelijkheid, beschuldiging en dreigementen 
1.3 Politiek handwerkHet politieke handwerk laat vaak een discrepantie zien tussen persoonlijke en politieke opvattingen en dit kan een persoonlijke en professionele tol vragen.
2. Meso-niveau (institutioneel) 2.1 Organisatie Cultuur Meerderheidspolitiek is competatief; verschillende uitdagingen met betrekking tot helderheid over organisationele procedures en dergelijke 
2.2. LeiderschapDe invloed van leiderschapsstijl en de verantwoordelijkheid om zowel crisissituaties als dagelijkse taken goed uit te voeren
2.3 Tijdsafhankelijk De tijd tussen verkiezingen is doorgaans beperkt om verandering te bewerkstelligen, het risico de functie weer te verliezen en onzekerheid over de toekomst.
3. Micro-niveau (individueel) 3.1 Levensstijl Alomvattend en met lange werkuren. De psychologische druk van het politieke leven beinvloedt ook prive leven en relaties 
3.2 Controle Beperkte invloed op een groot aantal werkgerelateerde factoren, beperkte controle over gebeurtenissen en conflicterende professionele loyaliteiten
3.3 VaardighedenDe mate waarin training en ondersteuning beschikbaar is om bepaalde vaardigheden te verwerven. Tegenzin tegen een voorgeschreven ‘juiste’ werkwijze als politicus
Deel van tabel uit artikel van Flinders et al. 2020

De emotionele arbeid van politici

In een artikel van Weinberg (2020) gaat het over de emotionele arbeid van politici. Emotionele arbeid is een term die begin jaren 80 van de vorige eeuw is gemunt door Arlie Hochschild. Het gaat om werk dat vraagt om het managen van emoties van de werkende zelf en van de mensen waarmee hij of zij in aanraking komt. Vaak heeft dergelijk emotiemanagement het doel om de medewerking of goedkeuring van anderen te krijgen of om bepaalde doelen te halen. Het is een kenmerk van allerlei banen in de publieke sector en daar horen politici ook bij.

Weinberg bekeek de gegevens van 500 gekozen politici over hun emotionele arbeid en hun welbevinden in werk. Het bleek dat de drie facetten van emotionele arbeid ook bij politici een rol spelen, waarbij de mate waarin verschilt tussen mannen en vrouwen. Het gaat om “emotiewerk”, een term die betrekking heeft op de aard van het werk zelf. Het schetst de emotionele eisen die het werk stelt aan de werknemer, bijvoorbeeld het kunnen omgaan met boze of bange klanten. Het tweede kenmerk is persoonlijke effectiviteit. Dit gaat zowel om de beleving van emoties in het werk als de mate waarin men zelf weet hoe hiermee om te gaan. Het derde kenmerk is “doen alsof” (false-face acting) waarbij de werkende iets anders moet uitstralen dat hij of zij op dat moment voelt.

Uit de analyse van deze kenmerken in relatieve tot welbevinden in het werk, blijken emotiewerk en persoonlijke effectiviteit een positieve invloed te hebben op het welbevinden, terwijl doen alsof een negatieve invloed heeft. Het welbevinden heeft hier vooral betrekking op tevredenheid in het werk en trots zijn op het werk. Wanneer politici te veel of vaak moeten “doen alsof”, open zijn een groter risico op een werkgerelateerde burn-out.

Bronnen

Weinberg, A. (2017). The mental health of politiciansPalgrave Communications3(1), 1-4.

Poulter, D., Votruba, N., Bakolis, I., Debell, F., Das-Munshi, J., & Thornicroft, G. (2019). Mental health of UK Members of Parliament in the House of Commons: a cross-sectional surveyBMJ open9(7), e027892. https://doi.org/10.1136/bmjopen-2018-027892

Isohanni, M. (2020). Mental health of high-level politicians: diagnostics, public discussion and treatment―a narrative reviewEnvironmental and occupational health practice2(1).

Matthew Flinders, Ashley Weinberg, James Weinberg, Marc Geddes, Richard Kwiatkowski, Governing under Pressure? The Mental Wellbeing of Politicians, Parliamentary Affairs, Volume 73, Issue 2, April 2020, Pages 253–273, https://doi.org/10.1093/pa/gsy046

Weinberg, J. (2020). Emotional labour and occupational wellbeing in political officeThe British Journal of Politics and International Relations, 1369148120959044.