Werken en cognitief verminderd functioneren

Wanneer mensen langer doorwerken, groeit de kans dat bij een deel van hen sprake zal zijn van verminderd cognitief functioneren. De oorzaken kunnen zeer divers zijn, variërend van een vroeg beginnende vorm van dementie tot schade aan het brein door trauma, blootstelling of co-morbiditeit. Vroeg beginnende dementie (early onset dementia – EOD), komt in de leeftijdscategorie van 30-64 bij naar schatting 13 op de 100.000 mensen per jaar (= incidentie) voor. De prevalentie over de laatste 15 jaar is daarmee 42-81 per 100.000 personen. Daarnaast is er ook de milde cognitieve achteruitgang (mild cognitive impairment – MCI) dat bij 3-22% van de algemene bevolking ouder dan 65 voorkomt, maar ook eerder kan optreden.

cognitief verminderd functioneren
Photo by David Matos on Unsplash

Door een achteruitgang in het cognitief functioneren kunnen mensen in hun werk steeds meer problemen gaan ondervinden. Zo kunnen ze minder flexibel zijn, meer moeite om nieuwe dingen te leren, problemen ondervinden met de aandacht, concentratie en het geheugen en wellicht ook hinder ondervinden van motorische afwijkingen. Dit alles tast hun vermogen om goed te functioneren in werk aan. Terwijl juist het blijven werken voor deze groep ook een groot goed is en bijdraagt aan bijvoorbeeld zelfvertrouwen en het behoud van maatschappelijke status.

Review naar werken bij verminderd cognitief functioneren

In een recent review hebben Italiaanse onderzoekers (Silvaggi et al. 2020) de literatuur doorzocht om vast te stellen welke factoren van invloed zijn op het vermogen om te blijven werken in betaald werk voor werknemers met een verminderd functioneren door EOD of MCI. Ze zochten in de databases SCOPUS en EMBASE naar peer-reviewed studies naar het werkvermogen (work ability) van werknemers met EOD of MCI gepubliceerd tussen 2010 en 2019. Vanuit 1650 geïdentificeerde artikelen bleven er uiteindelijk slechts vier over om de onderzoeksvraag te beantwoorden.

In de vier studies ging het om 1012 werknemers met een diagnose van een neurologische aandoeningen met dementie (41,2% mannen). Hiervan ging een studie over het omgaan met deze “patiënten” op de werkplek en de drie andere keken prospectief vooruit naar veranderingen in het werkvermogen en het al dan niet behouden van werk ten gevolge van verminderd cognitief functioneren.

Verminderd cognitief functioneren op de werkplek

Deze studie betreft een speciaal programma (“Side by Side”) waarmee zeven mensen tussen 50 en 65 jaar met een EOD een dag per week aan het werk waren bij een grote winkel. Hierin werden ze intensief begeleid door een maatje (work-buddy) en de staf van het programma. Na afloop van het werk kwamen ze bij elkaar om de problemen die het werk had opgeleverd te bespreken en voor onderling contact. Alle deelnemers konden werken en genoten er van. Hun interesse en zelfvertrouwen nam duidelijk toe.

Baanverlies

Een studie vergeleek 220 deelnemers met EOD in de leeftijd 40-59 met een controlegroep zonder EOD van 1100 vergelijkbare personen qua geslacht en leeftijd. Een half jaar na de diagnose had 9,1% van de mensen met EOD het werk verlaten tegenover 3% van de controlegroep. Na een jaar was dat opgelopen naar 14% (controlegroep 7,3%).

In een studie onder werknemers die drager zijn van een mutatie van de ziekte van Huntington werd gekeken naar het verband tussen EOD en werkloosheid. Van de 22o deelnemers waren 114 aan het werk tegenover 106 die werkloos waren. De factoren die tot werkloosheid leiden waren naast apathie het verlies van cognitieve flexibiliteit en verminderd executief cognitief functioneren.

Cognitief of motorisch

in een andere studie werd gekeken welke factoren de aanleiding waren voor het verlaten van het werk na de diagnose EOD ten gevolge van de ziekte van Huntington: de cognitieve achteruitgang of problemen in de motoriek. In deze studie waren 642 patiënten met de ziekte van Huntington opgenomen in leeftijd tussen 18 en 64 jaar. Het bleek voor het optreden van cognitieve problemen, ieder jaar later van optreden zorgde voor circa 0,8 jaar later verlaten van het werk. Datzelfde beeld wordt gezien voor motorische problematiek. Als sprake was van een combinatie van cognitieve en motorische problemen, was de kans op het verlaten van werk nog groter.

Conclusies van de onderzoekers

Verminderd werkvermogen lijkt meer te worden beïnvloed door cognitieve problemen dan door verminderd motorisch functioneren. EOD en MCI hebben vooral invloed op deelname aan het arbeidsproces door het verminderen van de cognitieve uitvoerende functies. Het is mogelijk om mensen met verminderd cognitief functioneren voor werk te behouden met intensieve begeleiding. Het aantal studies in dit onderzoeksveld is momenteel echter nog klein

Bron

Fabiola Silvaggi, Matilde Leonardi, Pietro Tiraboschi, Cristina Muscio, Claudia Toppo, and Alberto Raggi Keeping People with Dementia or Mild Cognitive Impairment in Employment: A Literature Review on Its Determinants Int. J. Environ. Res. Public Health 202017(3), 842

Series NavigationBeroepsblootstelling en hersenziekten >>